In het overzicht van de Niewe Stadt komen meerdere leden van de familie Imelman voor, waarbij verwarrend genoeg ook verschillende met de voornaam Jan en met het beroep blikslager. De eerste die zich in de stad vestigt, is de in Scheemda geboren metselaar Jan Joosten Imelman. Kort na elkaar overlijden in resp. 1833 en ’32 hij en z’n zoon Johannes. De in 1818 geboren kleinzoon Jan Joosten(s) wordt de eerste blikslager in de familie en de eerste die wat koopt in de Niewe Stadt, in 1853 aan een hofje Grote Kruisstraat NZ. Uit diens huwelijk met Mina Smit worden acht kinderen geboren waarvan er drie – Johannes Philippus (1840-1916), Menno (1847-1924) en Jan (1854-1940) – hetzelfde beroep kiezen als hun vader. Johannes Philippus koopt bij zijn huwelijk met Wemelina Bos in 1863 Nieuwe Ebbingestraat N 57 (het latere nr. 98).
Adresboek Groningen 1865, waarin in totaal 31 blikslagers worden vermeld
Johannes Philippus bouwt uiteindelijk verspreid over de stad een heel groot bezit aan onroerend goed op. In 1880 koopt hij Ged. Kattendiep D 61 (het latere nr. 28) en gaat er met z’n gezin wonen. Hij is dan nog blikslager, maar als in april 1885 kort na elkaar twee van z’n kinderen overlijden wordt hij als ‘zonder beroep’ genoteerd. Bij het huwelijk van zoon Jan Imelman J.Phzn. in 1888 is deze al in de voetsporen van z’n vader getreden. Het Adresboek van 1891 vermeldt daardoor opnieuw drie blikslagers Imelman, genoemde Jan J.Phzn. (aan de Astraat) en zijn beide ooms Menno (aan de Kl. Haddingestraat) en Jan Jzn. (aan de Nieuwe Weg). Johannes Philippus woont dan inmiddels als ‘Particulier’ net als z’n broer Jan aan de Nieuwe Weg.
Jan (1854-1940) zijn zoon Jan Jzn. (1881-1939) wordt gasfitter van beroep, maar verwerft in de loop van de jaren net als oom Johannes Philippus een groot aantal panden en gaat daar dan als makelaar in handelen. Menno Imelman (1847-1924), die aanvankelijk net als twee broers blikslager is (zie eerder), leeft op den duur ook van een omvangrijk bezit aan onroerend goed, waarbij opvallend veel in de ‘Niewe Stadt’.