Manus Minco en Sebilla Hedeman, die in Ootmarsum een zaak in dames- en herenkleding hadden, kregen daar vier jongens en een meisje. Salomon Carel werd in 1888 als eerste geboren, Carel Hijman was in 1891 het derde kind en de tweede zoon. De laatste begon zijn carrière als kleermaker bij de grenspolitie. In 1916 trouwde Carel in Beilen met de daar in 1892 geboren slagersdochter Wilmina Kats. Het volgende jaar begon Carel samen met een achterneef van zijn vrouw, Abraham Jakob Kats, in Beilen een mantelfabriek. Bij de notaris schreef hij zijn naam als ‘Carel Heiman Menco’ en de firmanaam werd ‘Menco en Co’s Mantelfabriek Neerlandia’ (zie Ned. Staatscourant 11-4-1917). Dat zijn naam nog officieel Minco was, bleek een maand later bij de aangifte van een levenloos geboren kind en in 1918 bij de geboorte van dochter Carolina (‘Carolien’).
Nederlandsche Staatscourant 11-4-1917
In 1919 kocht de firma een groot pand op de hoek van de Oude Boteringe- en de Butjesstraat (huidige nrs. 49 en 17). Nadat de afgesproken drie jaren om waren, werd op 13 april 1920 de ‘handelsvennootschap’ van Minco en Kats notarieel ontbonden. De mannen gingen onafhankelijk van elkaar verder als confectiefabrikanten. Salomon kwam toen over uit Almelo en bij zijn broer in het bedrijf. Menco & Co was het eerste confectiebedrijf in Groningen dat alle kleding op de fabriek zelf liet maken. Andere confectiefabrikanten, zoals Levie, Van Dam en Muller, werkten toen nog veel met thuiswerkende kleermakers. Salomon trouwde in 1926 in Beilen met de daar in 1900 geboren Bartha (‘Bertha’) Henriëtte Denneboom en kocht met haar het net gebouwde Jan Lutmastraat 6.
In 1929 deed zich de mogelijkheid voor om het bedrijf flink uit te breiden doordat de tricotagefabrikanten Falke en Mekel uit elkaar gingen en een groot aantal pandjes aan de Nieuwe Kijk in ’t Jatstraat, Grote Appelstraat en Noorderbinnensingel te koop aanboden (zie Nieuwsblad van het Noorden 18-5-1929). Om de aankoop te kunnen bekostigen besloot Carel een naamloze vennootschap te beginnen met zijn broer Salomon. De NV werd op 19 december van dat jaar opgericht.
Nieuwsblad van het Noorden 18-5-1929
De in Duitsland geboren architect Harold George (‘G’) Saville, die net aan de Grote Markt het Grand Theatre had ontworpen, werd gevraagd een ontwerp te maken. De fabriek werd officieel in precies een jaar gebouwd, van 28 april 1930 tot 28 april ’31. Het gebouw aan de Oude Boteringestraat werd daarna verhuurd aan de eveneens Joodse confectiefabrikant David Leefsma. Volgens overlevering door oud-medewerker Ben Gokkes waren er wel zo’n driehonderd mensen in dienst bij Menco, met een kern van Joods personeel waaronder Gokkes.
‘Na een langdurig lijden’ overleed Salomon Minco op 45-jarige leeftijd in augustus 1933. Drie jaar later kocht zijn weduwe Taco Mesdagstraat 37 en verhuisde daarheen met de kinderen Manuel Philip en Sieny Sebilla Estella. Toen de Minco’s tijdens de bezetting de fabriek kwijt dreigden te raken, werd deze overgedaan aan een bevriende grote afnemer de ‘Inkoop Centrale Nederland’. Namens deze werd Bernardus Franciscus Lambertus Hoefsloot de directeur. Later kwam er naast hem een Duitse ‘Verwalter’ en verzorgde de fabriek, inmiddels zonder de Joodse werknemers, ‘Lieferungen’ aan Duitsland.
Nadat in 1942 zowel de beide huizen van de weduwe van Salomon als Carels woning aan de Kraneweg (net als het gebouw aan de Oude Boteringestraat) door de Niederländische Grundstücksverwaltung (NGV) waren gevorderd, verhuisde Carel met z’n vrouw en de ongehuwde zoon Manuel naar Nieuwe Ebbingestraat 13a. Later doken zij, net als Bartha Denneboom en haar kinderen, onder. Carel, zijn vrouw en zoon Manuel werden echter gepakt en omgebracht. Dochter Carolina, die in 1940 trouwde met Abraham de Vries, vluchtte met hem naar Zwitserland. De Vries werd later, op weg naar Engeland, alsnog in Frankrijk opgepakt en in Auschwitz omgebracht. Carolina overleefde als enige van het gezin van Carel de oorlog. De weduwe van Salomon en hun twee kinderen overleefden ook.
Na de bevrijding kwam de leiding van de fabriek bij Bartha Minco-Denneboom en Carels dochter Carolina. De fabriek ging echter achteruit en in 1959 werd verhuisd naar een kleiner pand, het huidige Boterdiep 58/2, onder de naam ‘Menco’s kledingbedrijf’. De zoon van Salomon, Manuel Philip Minco, was toen de directeur. Het bedrijf was daar gevestigd tot 1977. Toen werd het opgeheven. In die tijd waren bijna alle Groninger confectiebedrijven al gesloten. In de toptijd, in 1966 ,waren er nog meer dan 6000 mensen in Groningen in confectie werkzaam. In ’77 nog maar zo’n 1000 en in de jaren ’80 ging deze bedrijfstak helemaal ten onder.