Edo Johannes Sannes wordt in 1846 in Oude Pekela geboren als zoon van predikant Goswijn Willem Sannes en de geboren Groningse Elisabeth Offerhaus. Edo wordt onderwijzer en krijgt, met de volle instemming van het college van B&W van de gemeente Renkum, in september 1872 de gelegenheid de ‘Jongens-Kost- en dagschool Het Hemeldal’ in Oosterbeek over te nemen. Het is heel goed mogelijk dat hij de in 1841 in Amsterdam geboren Catharina Maria van Essen daar leert kennen dankzij haar oudste zoon. Zij is in 1871 weduwe geworden van Douwe Lelsz, die haar ‘vijf zeer jeugdige kinderen’ naliet. In 1874 raakt Catharina in verwachting van Sannes, waarna zij in Amsterdam trouwen. Enkele maanden later wordt in Oosterbeek dochter Elisabeth Arnolda geboren. In het najaar van 1875, als de naar opa Sannes genoemde Goswijn Willem wordt geboren (niet te verwarren met zijn gelijknamige neef, het latere SDAP-kamerlid), wil Sannes van zijn ‘Hemeldal’ af en biedt het ‘Huis’ te huur aan. In het voorjaar van 1876 wordt de uit Bellingwolde afkomstige Jan Nicolaas Groes de nieuwe ‘instituteur’.

Het huis op de hoek van de Oude Ebbingestraat en Spilsluizen, waar het echtpaar Sannes-van Essen woont 1879-1921

Sannes verhuist in juli 1876 met vrouw, vier kinderen Lelsz, twee van hemzelf en twee pleegkinderen naar Groningen, waar eerst een bovenwoning aan de Heerestraat wordt gehuurd. In maart 1877 bevalt Catharina Maria opnieuw, nu van dochter Arnolda Johanna Geertruid, en enkele weken later is er het verdriet van het overlijden van de slechts zestien maanden oude Goswijn Willem. Sannes is dan ‘zonder beroep’, maar het volgende jaar blijkt hij een nieuwe professie te hebben gevonden als ‘ijzerhandelaar’. Het echtpaar Sannes- van Essen koopt dan samen met Johannes Antonius Bulsing vele percelen van ijzer- en brandstofhandelaar Scheepers, waaronder diens complex met o.a. pakhuis en woning op de hoek van de Oude Ebbingestraat en Spilsluizen (zie foto). De familie Sannes gaat daar wonen en het kantoor ‘Het IJzerstek’ komt er ook, terwijl brandstofhandelaar Bulsing de ‘knechtenwoning’ op het werfterrein (kadastraal E 618) betrekt. In 1879 bevalt de dan bijna 38-jarige Catharina Maria voor de laatste keer, dan van dochter Margaretha Aafje Johanna.

De firma Sannes en Bulsing wil in 1882 al het doortrekken van de straat langs de Noorderhaven over het werfterrein en dat van de Zoutkeet naar het net aangelegde Noorderplantsoen mogelijk maken. Hoewel in 1883 de ‘Reitdiepsbrug’ (Plantsoenbrug) wordt gelegd, duurt het dan nog twintig jaar voor de gemeente daadwerkelijk de straat aanlegt. Sannes en Bulsing gaan per 1 januari 1891 uit elkaar, waarbij de laatste wel in het oude werfhuis blijft wonen en er kantoor houdt tot zijn vroege dood drie jaar later. De bezittingen van Sannes komen in 1891 op zijn echtgenotes naam te staan en hij gaat in zee met de Rotterdammer Cornelis Hendrik Witmond jr. Dat duurt echter maar ruim een jaar.

Terwijl Sannes zich concentreert op z’n bedrijf, houdt zijn echtgenote zich bezig met het onroerende goed. Zo komt ze, na een eerdere mislukte poging, in 1907 met de gemeente tot een (financiële) overeenstemming voor de aanleg van de Werfstraat (zie daar). Datzelfde jaar zet Edo Johannes zijn bedrijf om in een NV: E.J. Sannes IJzer- en Brandstofhandel. Hij is aanvankelijk alleen directeur, maar eind 1910 wordt de pas 21-jarige Meindert Ritsema mede-directeur en drie jaar later is deze de enige die de directie voert. In 1915 doet het echtpaar Sannes een aantal panden over aan de door Ritsema geleide NV, waarmee de betrokkenheid van Edo Johannes bij het bedrijf mogelijk ook ten einde komt. Drie jaar later verhuist het bedrijf, dat dan inmiddels door twee anderen wordt geleid, naar Rotterdam.

Edo Johannes woont tot zijn overlijden in 1920 in het hoekhuis Oude Ebbingestraat-Spilsluizen. In 1921 volgt Catharina Maria dochter Arnolda Johanna Geertruid en schoonzoon Menno Huizinga naar Arnhem, waar ze het volgende jaar overlijdt.